vrijdag, december 4

4 december

Om half zeven werden we gewekt. Opstaan, douchen, koffers inpakken, eten en dan naar de bus. We hebben een klein busje, we zijn tenslotte maar met 12 mensen. Eerst gaan we naar de markt, daar verkopen ze heel veel fruit, planten, maar ook honden. Er zaten twee puppies in een heel klein hokje, zielig hoor. Ze eten hier ook hondenvlees, langs de kant van de weg staan borden met B1 en B2 erop, B1 staat voor hondenvlees en B2 voor varkensvlees. Na een half uurtje op de markt, rijden we door naar Sipisopiso watervallen. De weg daarheen is lang en kronkelig. Onze gids Bennie vertelt onderweg van alles over de stammen en de koningen die hier allemaal geleefd hebben. De koning woont in een longhouse met z´n eerste vrouw en een heleboel bijvrouwen. De koning is de enige die een afgesloten kamertje heeft. de bijvrouwen slapen in een rij naast elkaar, ze hebben allemaal een nummer. Dus als de koning zin heb, roept hij zijn assistent en zegt dan welk nummer bij hem moet komen. Volgens Bennie kan hij dit wel drie tot vier keer per nacht doen. Deze koning had dan ook 127 kinderen. De watervallen waren wat eenvoudiger dan we verwacht hadden. Het uitzicht over het Toba meer is daar wel heel mooi. We hebben daar een bakkie koffie gedronken bij ”ons huis”. Verder richting longhouse van de koning. We hebben in zo´n longhouse gekeken, de koning sliep echt in een heel klein hokje, met onder hem de assistent, zodat hij alleen maar op de grond hoefde te slaan om de assistent wakker te maken en het nummer door te geven. Hij gebruikte geen viagra maar wel kruiden, anders kon hij dit niet volhouden. Weer de bus in, we rijden langs het Toba meer richting Prapat. Het Toba meer is heel groot. Onderweg laat Bennie ons kaneel, koffiebonen en kruidnagels zien en ruiken. Deze bomen groeien gewoon langs de weg. We zien ook een heleboel apen langs de kant van de weg. We rijden vlak langs het meer en halverwege kunnen we in de verte aan de overkant van het meer heel vaag ons hotel zien. Ons hotel staat op een eilandje, het heet Samosir. Het Toba meer is ontstaan 75.000 geleden als gevolg van een aardbeving en daarna nog groter geworden door de volgende aardbeving 30.000 jaar geleden. Na een paar uur rijden bereiken we Prapat waar we na de lunch op de boot stappen naar ons hotel, de bus blijft achter. Het is ondertussen weer gaan regenen zodat de bootreis wat in het water valt. We gaan niet rechtstreeks naar het hotel, eerst gaan we naar het dorpje Tomok waar buiten de talloze souvenirwinkeltjes ook een begraafplaats is. Op deze begraafplaats liggen weer andere koningen. Het was bij de Batak volken een gewoonte hun doden eerst zonder kist in de grond te begraven. Na een jaar of vijf weer op te graven de botten te reinigen en daarna in een stenen kist te leggen. De kist wordt niet meer begraven maar op een plaats neergezet die voor iedereen zichtbaar is. De koningen werden naast elkaar neergezet. En om de zoveel jaar komt de hele familie bij elkaar om de kist weer te openen en de botten ceremonieel te reinigen. Dit gaat met veel feestvreugde gepaard, en er wordt een karbouw geslacht en opgegeten. Een van de koningsgraven is voor het laatst geopend in 1985. Om bij dit grafmonument te komen moesten we een trappetje op en halverwege kregen we een soort van Batik sjaal om, die naar afloop weer moesten in leveren. Er werd ook om een kleine donatie gevraagd. We moesten er aan de andere kant van het monument weer naar de andere trap af zodat we geen souvenirwinkel zouden missen. En dan terug naar de boot. Op naar het volgende dorp. Het koppensnellersdorp. Daar liet Bennie ons zien hoe daar vroeger recht werd gesproken en de koppen afgehakt werden. Volgens ons hadden ze wel een kip geslacht want er lag bloed bij een van de huisjes. ´s avonds eten we in het hotel, het is meestal witte rijst en bami wat groente en vlees. Het giet zo nu dan behoorlijk.

Geen opmerkingen: